Veel hobby fotografen fotograferen jaren met de automatische instellingen (sport,
portret, nacht enz...) maar zijn niet helemaal blij met hun resultaat. Bij deze instelling is er vaak last van ruis, onscherpte of ongewenste beweging in de foto. De oplossing hiervoor is het gebruik van de manuele standen (M,Av, Tv, P). Om deze standen te kunnen gebruiken moet je een aantal begrippen kennen.
Sluitertijd
De belichtingstijd of sluitertijd beschrijft hoelang de lens open blijft. Deze tijd gaan van heel traag (30”) tot heel snel (1/4000). Wanneer je een lange sluitertijd gebruikt laat je meer licht binnen in je toestel waardoor het mogelijk wordt om bv. ‘s nachts toch een goed belichte foto te maken zonder de flitser te gebruiken.
Diafragma
Diafragma is hoe groot de opening van de lens is.Deze verschilt per lens. Je hebt lenzen die heel licht gevoelig zijn en beginnen van f1.2, f1.4 of f1.8 maar ook lenzen die pas beginnen aan f4.0 of f4.5. Bij een groot diafragma ( bv. f1.8) is er weinig scherptediepte (wazige achtergrond, scherpe voorgrond of
omgekeerd). Bij een klein diafragma is er dan weer veel scherpte diepte, en is de foto volledig scherp (voorgrond en achtergrond).
ISO
Het belang van het juist instellen van je ISO-waarden wordt vaak vergeten terwijl het een must is voor het maken van een mooie foto. ISO-waarden bepalen de lichtgevoeligheid van de sensor. En dit is het punt waarbij het vaak fout loopt in de automatische standen. De ISO-waarden staan al snel op 400, 800 of 1600 waardoor er ruis komt in je foto. Wanneer je manueel trekt, stel je de ISO-waarden vaak lager dan 400 in. Hoe lager de iso waarden, hoe mooier je foto blijft. Laat je vooral niet gek maken door de waarden die je toestel aankan (tegenwoordig 3200 en meer) deze zijn amper bruikbaar voor mooie foto’s.
Wanneer je een fullframe camera gebruikt is het makkelijker om toch mooie foto’s te maken met een hogere ISO-waarde.
